Wel eens een crisis gehad of bang er een te krijgen? Met de Crisiskaart leg je afspraken vast over wat er wel of juist niet moet gebeuren bij een crisis. Hier vindt je voorbeelden van ervaringsverhalen bij het opstellen en het gebruik van een Crisiskaart! Ze vertellen hoe de crisiskaart heeft geholpen om lastige situaties goed op te lossen.
Diny is 44 jaar en woont sinds 11 jaar met haar motorisch gehandicapte man in een zorgwoning. Ze heeft havo gedaan, daarna verpleegkunde en een hogere beroepsopleiding management. Momenteel is ze bezig met de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening.
Diny is A-verpleegkundige, maar wegens verstoorde arbeidsverhoudingen was er vlak voor het interview een ontslagvergunning aangevraagd. Zij heeft altijd hard gewerkt; thuis, in de zorg en voor haar opleidingen. Haar draagkracht en draaglast zijn niet altijd in evenwicht en dat is riskant.
De wens een psychose te voorkomen
Vanwege een psychose is Diny in 2003 acuut opgenomen. Hoewel ze de psychose een bijzondere ervaring vond, is het niet voor herhaling vatbaar. Ik doe er alles aan om daar uit te blijven. Minder hard werken en de crisiskaart zijn pogingen om een volgende psychose en opname te voorkomen. Sinds april 2005 heeft zij een crisiskaart. Ze kende de crisiskaart via haar werk en het idee ervoor ontstond al tijdens de opname.
"Ik heb wel vragen van mijn schoonmoeder gehad: ‘hoe moet ’t nou met mijn zoon als ’t weer gebeurt?’ En toen dacht ik ja, een hele reële vraag".
Dat er twee jaar verliep tussen de wens om een crisiskaart te maken en de uitvoering ervan, heeft te maken met de noodzaak om niet (weer) te hard van stapel te lopen. Het werd een beetje tegengehouden. Maar ik kan me de gedachtegang nu wel voorstellen:’een crisiskaart, dat zet haar voluit aan het werk’… en dat zou ook gebeurd zijn. Want dan heb je het hele proces nog niet doorlopen. En dat heb ik nu wel.
Ik had tijdens de opname al gezegd: het is waarschijnlijk een draagkracht - draaglast verhaal. Te hard gewerkt, te veel gedaan. Dus ik moet heel erg uitkijken. Handrem er op.
In december 2004 kreeg ik toestemming van de psychiater om de kaart te maken. Dus ik heb mijn hele Middelen en Maatregelenpakket geregeld. Dat is ook ’t voordeel, als je je realiseert wat er allemaal gebeurd is en verstand van zaken hebt.
De voorgeschiedenis
Haar eerste korte psychose, anderhalf jaar voor de opname, werd niet (h)erkend door de huisarts. Toch zou de herkenning van haar overbelasting en de erkenning dat medicijnen (oxazepam) noodzakelijk waren, een crisis hebben kunnen voorkomen.
Ik heb wel mijn verhaal verteld, maar ik denk dat mensen toch niet het inzicht hebben van hoe de situatie thuis was, op mijn werk en hoe ik zelf in mekaar zat. Want dat is natuurlijk ook een gedeelte, áltijd maar doorgaan. Dan lijkt er voor de buitenkant in eerste instantie weinig aan de hand. En dan blijf je dus zo hard werken.
Het is een combinatie, altijd maar doorgaan in mijn werk, opleiding, de zorg voor thuis, een jaar met een project bezig dat ik heel graag wilde afronden. Achteraf dom, maar dan kan je alleen maar achteraf zeggen. Ik heb het aangegeven, ik heb ‘t doorgegeven dat ik ’t niet meer kon, ik kreeg de opdracht terug en ik heb ‘t gedaan. Ik zal mijn eigen grenzen in de toekomst met man en macht bewaken en dat is de ervaring, die ik nu dus rijker ben.
En toen kreeg ik de grote klapper. Ik heb ’t als jammer ervaren, laat ik ’t zo zeggen. Ik denk dat er met mij wel te praten was geweest ook al was ik opgejaagd. Als iemand het woord ‘psychose’ had laten vallen, en ‘medicatie’, dan was ’t goed geweest. En zeker als mijn vriendin of mijn zusje erbij was geweest. Maar dat is allemaal achteraf. Het is gebeurd.
Het is wel één grote verlieservaring geweest
Aan de ene kant heel erg jammer. Aan de andere kant heb ik er zoveel van geleerd, dat ik denk ‘ ja, het is misschien wel ergens goed voor geweest’. Het is wel één grote verlieservaring geweest. Je raakt je baan kwijt, je moet met school ophouden. Je kunt van voren af aan beginnen. En het wordt je niet makkelijk gemaakt. En mijn familie heeft natuurlijk enorm in de rats gezeten. Ik wil mijn familie daar niet meer mee laten zitten, en dat mijn echtgenoot op bed ligt en niet weet waar hij heen moet bellen. En, bovendien, het is goed gegaan, maar voor hetzelfde geld gaat het niet goed, want ik was aardig bereid om me ergens voor te gooien.
Omdat er bij de opname te heftig op Diny werd gereageerd en omdat Diny de instelling waar ze werd opgenomen als verpleegkundige kende, hadden ze geen gemakkelijke aan haar. Ik denk dat het ook voor hen een rottige ervaring is geweest. Want ik heb heel wat geroepen. Als ik in hun schoenen had gestaan, was ik denk ik ook wel geschrokken.
Ik ben ook heel gezellig in mijn psychose weggelopen: ‘hier moet ik niet zijn’. En ik wist alle knopjes te vinden, heel eenvoudig. Ze hadden een hele slechte aan me. Ik kende natuurlijk het hele bedrijfshulpverleningsprogramma. Ik was zó weg.
Desalniettemin, ze hebben me wel uit de narigheid gehaald, hoor, dat is een ding dat zeker is.
Ik heb gezegd ‘regel maar nazorg en dan kom ik weer terug’. En dat hebben ze goed gedaan. Ik wou ook heel graag naar huis. Ik miste mijn (v)echtgenoot, ik heb ’t goed thuis.
De crisiskaart
Op basis van een voorbeeldformulier van internet maakte Diny in twee bijeenkomsten samen met degene die bij de crisisdienst mensen helpt bij het maken van een crisiskaart. Op de kaart staat wat Diny zelf moet doen als het niet goed met haar gaat en wat anderen moeten doen als dat onvoldoende helpt. Daarnaast heeft Diny een opname afgesproken, met de afspraak dat ze zo nodig zal worden gesepareerd om te voorkomen dat ze ontsnapt. Over de kaart is onderhandeld met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige, de huisarts, de behandelaar, een zus en een vriendin. Zij hebben een kopie en haar echtgenoot heeft een lijst met telefoonnummers die gebeld kunnen worden.
Als ik merk dat het niet goed gaat, dan ga ik dagelijks contact zoeken met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige of met de psychiater. Ik ga medicijnen innemen, oxazepam en antipsychotica. Ik leg me helemaal plat, want ik weet zeker dat ik dan angstig ga worden. Of ik bel mijn zus of vriendin die dan even de zorg thuis overneemt. Wanneer dit niet voldoende helpt, wil ik na 3 dagen opgenomen worden met een IBS omdat ik zo heel snel in die psychose schoot en omdat ik er niet weer vandoor moet. Want ik ga echt over muurtjes heen.
De crisiskaart is er vooral om te voorkomen
Diny heeft er veel over gesproken met haar echtgenoot, haar zus en een vriendin; zij hebben de vorige crisis van heel dichtbij meegemaakt en zij weten dat zij in geval van nood een Rechterlijke Machtiging moeten aanvragen. Toch staat dat laatste niet op de crisiskaart. Het is volgens Diny niet nodig omdat er nu voldoende maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat het nog eens uit de hand loopt. Ik heb het idee: één spuit erin en dan ben ik er weer. Ik heb natuurlijk nooit medicatie gebruikt en nu heb ik antipsychotica in huis, dus als ik het zelf niet in de hand heb, dan ga ik die antipsychotica slikken.
De crisiskaart is er dus vooral om te voorkomen dat een psychose van Diny te laat wordt herkend. Mensen uit haar omgeving moeten gehoord worden als ze aan de bel trekken en ze moeten weten wat ze moeten doen. Mijn echtgenoot heeft natuurlijk ongelofelijke problemen als ik wegval. Vorige keer heeft ie dat met mijn zus gedaan: eten geregeld en zulk soort dingen. Heel prettig. Dat heeft ze gelijk gedaan. Ze heeft hier een paar dagen gezeten. Ik ben hier heel dankbaar voor.
De toekomst
Diny is blij met haar crisiskaart, omdat de kaart aangeeft waar haar grenzen liggen en er veiligheid is ingebouwd. Ze weet nu dat ze minder hard moet werken, maar realiseert zich ook dat ze veel te actief is om hele dagen thuis te zitten. De komende periode gaat ze haar opleiding afmaken en zoeken naar ander werk voor halve dagen. De kans dat het weer eens mis gaat bestaat. Je weet nooit wat de toekomst brengt en een gewaarschuwd mens telt voor twee. En die waarschuwing heb ik echt wel gehad. Maar de crisiskaart elke dag meedragen in haar portemonnee dat wil Diny niet. Ik heb twee jaar lang gehoord ‘pas op psychoses’, dus dan krijg je er steeds meer angst voor. Zoeken naar evenwicht daar gaat het om.
Edwin is 49 jaar en een half. Hij woont in een HAT eenheid die hij met iemand anders huurt bij HVO Querido. Op zijn verdieping, aan de andere kant van het trappenhuis, wonen nog twee mensen via HVO Querido.
Edwin heeft het gymnasium gedaan, daarna twee keer het eerste jaar rechten, een jaar kunstgeschiedenis en de Vrije Tekenacademie. Hoewel hij zelf niet veel meer tekent, is hij is nog wel geïnteresseerd in beeldende kunst en nu vooral in Salvador Dali.
Edwin is al twaalf en een half jaar lid van de Waterheuvel, een clubhuis voor mensen met een psychiatrisch heden of verleden. Vorig jaar kerstmis kregen alle mensen die al zolang lid zijn een horloge cadeau met het logo van De Waterheuvel en een blauw bandje. Als ik ernaar toe ga doe ik dat altijd om. Voor de andere dagen heb ik een ander horloge. Hij komt drie dagen per week op de Waterheuvel en hij heeft via hen een werkervaringsplaats bij de Blankenberg Stichting, een instelling voor algemeen maatschappelijk werk. Ik breng daar bestellingen rond langs de verschillende vestigingen. Ik krijg er een klein salaris voor, meer een onkostenvergoeding. De rest van de week oefent Edwin met zijn band.
De crisiskaart©
Edwin weet niet meer hoe lang hij zijn crisiskaart© heeft, maar hij weet wel dat hij in 1996 voor het laatst werd opgenomen en dat er sinds de kaart geen opnames meer zijn geweest.
In 1996 ben ik bij het Crisiscentrum Koninginneweg (CCK) geweest. Ik vond het een steriel gebouw. Het past ook helemaal niet in de omgeving met al die mooie huizen. Daar heeft de welstandcommissie niet goed naar gekeken. Daarna, na 1996, ben ik er niet meer geweest. Wel ben ik er eens langs gefietst.
Op zijn crisiskaart© – die hij regelmatig herziet – staan de huisarts, de behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige en het crisiscentrum. De afspraken die Edwin met hen gemaakt heeft staan in het crisiskaart dossier dat ze allemaal in hun bezit hebben.
Als vertrouwenspersoon staat zijn mentor van HVO Querido op de kaart vermeld; zijn zus, een vriend en een buurvrouw moeten bij crisis gewaarschuwd worden. Zij hebben een kopie van de crisiskaart©.
Onder het kopje gegevens vermeldt zijn kaart: Als ik in een crisis raak, dan word ik drukker. Ik heb gewoonlijk structuur in de dag nodig, anders gaat ’t niet goed.
Door de crisiskaart© heeft Edwin kunnen regelen dat hij de crisisdienst zonodig zelf kan bellen, zonder tussenkomst van een huisarts. In een crisissituatie wil je de snelste, kortste weg.
De crisiskaart consulent
Edwin heeft zijn kaart samen met een crisiskaartconsulent gemaakt. Bij het maken van een crisiskaart© moet je heel creatief zijn. Uit het niks maak je zo’n kaartje. De consulent zorgt voor het opschrijven en voor de vormgeving. De anderen die er op staan krijgen het toegestuurd en ze hoeven alleen hun handtekening te zetten na akkoord bevinden. Ze moeten het natuurlijk eerst even lezen.
Als de kaart eenmaal gemaakt is, blijft contact met de consulent belangrijk omdat belangrijke gegevens kunnen veranderen. Als de dosering van medicijnen wordt verhoogd of verlaagd dan moet dat op de kaart worden gewijzigd.
De crisiskaart© in de praktijk
Edwin heeft zijn crisiskaart© nog nooit gebruikt. Hij is niet meer in een grote crisis geweest en niet meer opgenomen. Het kaartje geeft meer zelfvertrouwen. Er staan wat wenken op. Je denkt ‘ik heb zo’n kaartje bij me, wie maakt me wat?’.
Aan zijn behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft Edwin niet zoveel, maar de Waterheuvel en zijn mentor van Querido zijn heel belangrijk. Eén van de mentoren komt dagelijks langs. En ik ga vaak naar de mentor.
Edwin weet niet of de crisiskaart© ook iets voor anderen zou zijn: wie ben ik dat ik dat kan zeggen? Ik ga mezelf niet projecteren op anderen. Het enige is dat ik kan zeggen dat ik er wel bij vaar. Dat is mijn positieve reclame. Dan moeten ze zelf maar zien of ze er iets mee doen.
En verder is het misschien een idee om de psychiatrie af te schaffen. Het is een stelletje mensen bij elkaar ge
Hulpverleners nemen je serieuzer als je geen opvang hebt
Megan is bijna 28 jaar en woont alleen. Ze heeft al vijf jaar een crisiskaart© en heeft die kaart in de loop der jaren al tien keer drastisch herzien.
Stappenplan
Megan begon met de crisiskaart© nadat de vervangster van haar eigen behandelaar haar een folder meegaf. De eerste versie van de kaart was een soort stappenplan voor Megan zelf. Als ik in een crisis raak, dan doe ik in de eerste plaats dit en in de tweede plaats dat enzovoorts. Zo zorg je dat de crisis niet erger wordt. De afspraken maak je met jezelf en met mensen die je zouden kunnen helpen, vrienden en dergelijke. Alles is behoorlijk op de privé-sfeer gericht, zonder mijn eigen behandelaar of andere hulpverleners.
De crisis ‘credit’ kaart
De nieuwste versie van Megans crisiskaart© ziet er heel anders uit. Haar medicijnen en voedselovergevoeligheden staan er op en de afspraken met de huisarts, de Crisisdienst (SPOR), het crisiscentrum en twee goede vriendinnen die optreden als haar vertegenwoordigers. De afspraak is dat Megan in een crisis bij haar huisarts terecht kan en dat de huisarts – zonder tussenkomst van een spoedeisende psychiater – zonodig een bed in het crisiscentrum regelt. Ook kan Megan of één van haar vertegenwoordigers nu zelf buiten kantooruren de crisisdienst (SPOR) bellen. De vertegenwoordigers hebben aangegeven wanneer ze voor Megan bereikbaar zijn en dat ze in geval van nood ook ’s nachts gebeld kunnen worden. Ze staan op ’t creditkaartdingetje voor als ik onderweg ergens strand.
Als ik het kaartje laat zien of iemand vindt het, dan kunnen zij een van hen bellen voor mij. Als ik met een van hen praat dan kom ik meestal weer uit de wereld en dan kan het best zijn dat het probleem in 10 minuten is opgelost, en dat ik gewoon weer naar huis kan gaan. Dan komt er weer een volwassen alter bovendrijven die heus wel de weg naar huis toe weet en de angst een beetje weg kan nemen.
Om te voorkomen dat Megan in een crisis niet wordt opgenomen, staat op de crisiskaart© vermeld dat haar vrienden haar geen opvang kunnen bieden. Als je in een crisis bij de crisisdienst terechtkomt, dan gaan ze niet tot opname over, tenzij je absoluut nergens meer heen kan. Verder staat op de crisiskaart© dat Megan geen epilepsie heeft en wat omstanders moeten doen bij een pseudo-insult.
Crisiskaart en crisisdossier
Omdat de kaart niet groter is dan een creditcard staat er een verwijzing op naar een uitgebreid crisiskaart dossier dat in geval van crisis kan worden opgevraagd.
De crisiskaart© is er nu vooral op gericht om mij te helpen als ik erg in de war ben. Dan raak ik meestal de draad kwijt over wie en waar ik ben. En allerlei angsten. Soms kan ik niet meer praten. Regelmatig lig ik dan op de grond, in een soort van pseudo-insult. Het lijkt op epilepsie, maar dat is ’t dan niet. Dan is het belangrijk dat mensen weten wat wél helpt en wat niet. Met name omdat mensen die niet in de hulpverlening zitten op hun gevoel afgaan en meestal het goede doen en mensen die in de hulpverlening werken altijd een rare reactie geven.
Het zijn voor mij twee losse dingen: het creditkaartje en het dossier. Het creditkaartje werkt in situaties waar ik me nog redelijk zelf kan redden, maar even een ondersteuning nodig heb, zodat mensen weten wie ik ben en wie ze kunnen bellen. Het dossier is als dingen echt helemaal uit de hand gaan lopen.
Het praktische van een crisiskaart© is vooral dat er veel sneller gehandeld kan worden. Mijn dossier ligt nu op diverse plaatsen. Als je zegt ‘ik heb een crisiskaart’, dan zeggen mensen meteen ‘o ja, we gaan even in de computer kijken.’
De crisiskaart© in de praktijk
Sinds de crisiskaart© is Megan nog een paar keer in crisis geweest. Niet elke crisis leidde tot een opname en dat is voor een deel te danken aan de crisiskaart©. Door de kaart kon ze sneller op het crisiscentrum terecht en kon de juiste persoon worden gebeld om haar in een crisis naar huis te brengen. Wat ook scheelt is dat de crisiskaart© duidelijk meldt dat er geen opvang voor Megan is.
De eerste keer dat ik voor een paar nachtjes naar het crisiscentrum mocht komen, moest ik hemel en aarde bewegen. Toen heeft uiteindelijk mijn vertegenwoordiger het RIAGG gebeld: ’ we zetten haar nu op straat. Ik ga niet voor haar zorgen. Zoeken jullie ’t maar uit.’ Pas toen kon er, twee dagen later, een plekje geregeld worden.
Toch is het niet alleen de crisiskaart© die maakt dat Megan serieuzer genomen wordt door hulpverleners. Het zijn ook haar omstandigheden: ze heeft inmiddels een huisarts aan wie ze veel heeft en ze woont niet meer bij haar ouders. Als je hulpverleners nodig hebt, dan nemen ze je serieuzer als je geen opvang hebt.
Het gaat echt om ’t uiterlijk, het moet er wél uitspringen.
Een praktisch probleem met de crisiskaart© is de vraag waar je het ding op moet bergen. Hoe zorg je ervoor dat mensen de kaart vinden? Stop je de kaart in je jas, in je tas of houd je hem in je hand als je voelt dat het mis gaat? Je moet anticiperen: ‘waar gaan toevallige voorbijgangers het eerst kijken wie je bent?’ Valt de crisiskaart© op tussen al die kaartjes in je portemonnee? Dat denk ik eigenlijk niet: donkere kleur en ook nog eens in een hoesje. Een knaloranje kaart zou beter zijn. Het gaat echt om ’t uiterlijk, het moet er wél uitspringen.
Een ander probleem is dat je met het maken en herzien van een crisiskaart© onvermijdelijk achter de feiten aanloopt. Dan gaat er weer iets mis, dan moet je dat op je kaart zetten en dan gaat er weer wat anders mis.
Dorien is 32 jaar en heeft een dochter van zeven. Ze heeft op dit moment geen werk. Haar partner, met wie ze sinds een jaar getrouwd is, zit thuis vanwege een knieoperatie en is bij het gesprek aanwezig.
Voorgeschiedenis
Dorien is zes keer opgenomen geweest, de laatste – acute – opname was na de geboorte van haar dochter.
Eerst was er vastgesteld dat ik manisch depressief was. Daarvoor kreeg ik dan ook al een tijd als medicatie Lithium. Op een gegeven moment is toen toch gebleken dat ik ondanks de Lithium regelmatig in crisis raakte. Dus er moest meer aan de hand zijn. Sinds een aantal jaren blijkt dat er sprake is van een borderline stoornis. Zo ben ik ook bij Afdeling 23 terechtgekomen. Dat is een afdeling speciaal voor mensen met een borderline stoornis: de regels zijn er heel los. Op de afdeling heb ik twee keer een cursus borderline vaardigheden gevolgd. Je leert anders om te gaan met de dingen die je tegen komt in een crisissituatie. Ik volg die cursus nu opnieuw, één keer in de week. Ook volg ik één keer per week een cursus sociale vaardigheden.
Na mijn laatste opname heb ik me ingespannen om gespecialiseerde thuiszorg te krijgen en één keer per twee of drie weken een gesprek met iemand. Dat is M. geworden; zij is sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Het is heel prettig: een vast iemand.
Signaleringsplan en bed-op-recept
Afdeling 23 werkt met signaleringsplannen en met de bed-op-recpt-regeling. Van beide maakt Dorien gebruik.
Door de bed-op-recept-regeling kan Dorien met één telefoontje voor maximaal drie dagen worden opgenomen. Ze heeft dat nu drie keer gedaan.
Het signaleringsplan maakte ze op initiatief van haar hulpverleenster. Haar huisarts staat erbuiten. Het was in vijf minuten klaar. Ik had over van alles al jaren nagedacht en toen ik op een zeker moment de vraag kreeg om een signaleringsplan te maken, toen was het zo gedaan. Ik heb toen allerlei dingen in de hokjes ingevuld en heb dat toen de week erna besproken met degene die op Afdeling 23 de signaleringsplannen maakt. In een signaleringsplan gaat het erom dat je, je standaard reacties op wat er gebeurt leert te veranderen. De oude, schadelijke strategieën worden vervangen door nieuwe, minder schadelijke strategieën.
De praktijk
Over haar hulpverleenster is Dorien heel tevreden. Als ik word opgenomen, dan komt ze de volgende morgen even langs om te kijken hoe het gaat en om te bespreken wat we gaan doen.
Over de afdeling is ze minder te spreken: er wordt op de afdeling niets gedaan met het signaleringsplan. Als je er eenmaal bent, dan is het net een hotel: hier heb je je lakens en een sloop. Maar er wordt niet met je gepraat. Terwijl ik dat dan graag wil. Praat gewoon eens met iemand, probeer iemand gerust te stellen.
Verder vindt Dorien dat een signaleringsplan regelmatig opnieuw bekeken zou moeten worden. Ieder half jaar zou er iemand van de afdeling moeten bellen om het signaleringsplan te evalueren en eventueel bij te stellen.
Haar eigen signaleringsplan is nooit geëvalueerd en dus ook nooit bijgesteld. M. zegt wel telkens dat het een keer moet gebeuren, maar dan vergeten we ’t allebei weer.
Ook de bed-op-recept-regeling loopt minder soepel dan Dorien zou willen. Als ik naar de afdeling bel, dan is het toch een kleine moeite om te zeggen ‘wacht even, dan ga ik even naar de computerkamer hiernaast om te kijken wat er voor afspraken in de computer staan. Het is mij wel eens gebeurd dat ik belde en dat er dan niet gezegd werd ‘kom maar’, maar dat er werd aangeraden om maar een kop soep te nemen. Ik bel toch niet voor niks. Als ik bel, dan is er echt iets aan de hand. Ik ben heel beleefd aan de telefoon, niet agressief. Ik vraag me wel eens af waarom ‘t eerst zo uit de hand moet lopen voordat er iets gedaan wordt. Als je rustig bent, dan wordt er al gauw gedacht ‘die is zo rustig, die is niet in crisis’.
Bijna twee jaar geleden moest ik voor het vernieuwen van mijn rijbewijs en paspoort toch echt in levende lijve verschijnen op het gemeentehuis. Best lastig als één van je problemen is dat je bang bent voor groepen mensen en als je ook nog straatvrees hebt.
Als een reddingsboei hield ik ‘m vast
Helaas kon er niemand met me mee dus ik heb toch maar besloten het zelf te proberen. Met mijn Crisiskaart® in de hand. Als een reddingsboei hield ik ‘m vast! Doodeng!! Maar het eerste bezoek was me wel gelukt en de aanvragen werden in de behandeling genomen. Terug in mijn auto brak het zweet me uit, maar ik voelde me ook trots dat ik het zelf had gedaan. Dat gaf me hoop en moed voor het vervolgbezoek.
Een aantal dagen later kreeg ik bericht dat het klaar was en maakte dus een afspraak via internet om de boel op te halen. Gelukkig kun je zelf de tijd kiezen en ik voelde me gesterkt door de vorige keer. Ik heb dus niemand gevraagd om mee te gaan. Mijn Crisiskaart® ging met me mee.
Het wachten in het gemeentehuis ging wel goed. Genoeg ruimte, een overzichtelijk plekje gezocht en er werd ook op tijd gewerkt dus al met al goede ingrediënten voor een geslaagd bezoek. Ik kreeg mijn nieuwe paspoort en rijbewijs en liep richting de grote draaideur in de hal. Opeens was het daar heel druk. Allemaal mensen die bleven staan en druk praatten. Ook wat mensen in de periferie. Jongeren. En ik kon er niet langs.
Deze mensen doen je niets
Ik klampte me vast aan mijn Crisiskaart® en probeerde mezelf toe te spreken. Er is geen gevaar! Deze mensen doen je niets, dat zijn beelden uit het verleden! Maar ik kreeg het benauwder en benauwder en mijn hart zat in mijn keel. Ik bevroor en was weg: in het verleden met alle beelden, geluiden en geuren die er waren tijdens mijn gijzeling. Ik ben me daar dan niet bewust van. Dat is altijd pas achteraf. Maar het gebeurde.
Toen ik weer bij mijn positieven kwam was ik op een rustig plekje met een mevrouw die bij de gemeente werkt. Waarschijnlijk een receptiemedewerkster. Ze vertelde dat ze me had zien staan en had gezien dat er iets was. Toen zag ze de kaart die ik in mijn handen had. Deze had ze gepakt en gelezen en was toen begonnen om me te vertellen waar ik was, welk jaar het was en dat ik veilig was. Samen met een collega had ze me begeleid naar een rustige hoek in de hal, vertelde ze me. En langzaam werd ik me weer bewust van mijn omgeving.
Ze vertelde me dat het maar goed was dat ik mijn Crisiskaart® bij me had, want anders hadden ze de ambulance gebeld. En dat is nou precies wat ik dus niet wil! Mijn reddingsboei had dus toch gewerkt. Ook al voelde ik me naderhand enorm voor schut staan. Want wees eerlijk: wie wil dat zo iets gebeurd in het openbaar?
mevrouw van de gemeente, bedankt voor uw hulp!!!!
Deze mevrouw ben ik heel dankbaar. Door haar optreden is voorkomen dat ik helemaal van het padje af raakte, is er snel gehandeld en hoefde zelfs mijn contactpersoon niet gebeld te worden. Niet iedereen kan of durft zo te handelen. Dus hierbij alsnog: mevrouw van de gemeente, bedankt voor uw hulp!!!!
Ik kwam weer thuis, met paspoort en rijbewijs dus, en vertelde mijn verhaal. Het gevoel van voor schut staan verdween en maakte plaats voor een beetje trots. Ik had tenslotte toch maar voor het eerst in heel veel jaar zelf deze dingen geregeld. En dat er dan een reddingsboei is in de vorm van een Crisiskaart® heeft mij geholpen om het ook zelf te kunnen doen.