Crisiskaart vermindert dwangopname
Uit onderzoek, dat is gepubliceerd in de British Medical Journal, is gebleken dat crisiskaarten en/ of zelfbindingscontracten, waarbij de psychiatrische patiënt van tevoren vastlegt wat er in geval van crisis moet gebeuren, leiden tot minder gedwongen opnames en korter verblijf in de kliniek.
Het onderzoek is uitgevoerd in Engeland onder ruim 160 patiënten. Degenen met een crisiskaart kregen vijftig procent minder vaak een dwangopname en dwangbehandeling dan de patiënten in de controlegroep (13 om 27 procent).
Ook het aantal dagen dat iemand gedwongen is opgenomen, bleek korter voor crisiskaarthouders (veertien dagen) dan voor de patiënten zonder zo'n verklaring (31 dagen).
Kostenbesparing door de Crisiskaart:
De baten van de Crisiskaart zitten met name in lagere zorgkosten door vermindering van opnames. Deze vermindering kan uitgaande van het nu beschikbare onderzoek liggen tussen de 50 en 80%. Als we uitgaan van een vermindering van crisis- terugvalsituaties met 50% en het gemiddelde aantal opgenomen dagen schatten op 10, dan betekent dit een winst van 10 opnamedagen voor elke 2 deelnemers, d.w.z. een winst van 5 dagen per deelnemer oftewel 5.000 euro uitgaande van de kosten van 1000 euro per opnamedag.
Een aantal baten is niet te becijferen, zoals kwaliteitsverbetering van de zorg, emancipatie, herstel en participatie.
Wetenschappelijk vastgestelde effecten van de crisiskaart
Er is tot nu toe beperkt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effecten van (een vorm van) crisisplannen c.q. -kaart. Hieronder een samenvatting van de resultaten; meer informatie is te vinden op de website van het LCIO; www.lcio.nl.
(1) Henderson et al toonden in 2004 aan dat een crisisplan, gemaakt door een triade van cliënt, hulpverleners en een onafhankelijke derde, leidde tot 14% minder dwangopnames in vergelijking met een controlegroep.
(Effect of joint crisis plans on use of compulsory treatment in psychiatry, single blind randomised controlled trial. Claire Henderson, Chris Flood, Morven Leese, Graham Thornicroft, Kim Sutherby, George Szmukler. Gepubliceerd 7 juli 2004).
(2) Flood et al onderzochten in 2006 160 personen met een crisisplan, opgesteld door de cliënt, hulpverleners en een onafhankelijk projectmedewerker. Conclusies: crisisplannen leiden tot een (niet significante) afname van opnames en totale kosten. Secundaire analyse wijst uit dat er grote kans is dat crisisplannen meer kosteneffectief zijn dan standaard instellingsprocedures; het gaat om 6000 Engelse pond per crisis.
(Joint crisis plans for people with psychosis: economic evaluation of a randomised controlled trial; Chris Flood, Sarah Byford, Claire Henderson, Morvan Leese, Graham Thornicroft, Kim Sutherby and George Szmukler. Originele publicatie in het British Medical Journal in augustus 2006).
(3) Een onderzoek naar de crisiskaart in Nederland (het ROCK onderzoek) is uitgevoerd door het Erasmus Medisch Centrum in samenwerking met BAVO-Parnassia, het Basisberaad Rijnmond en het LCIO. Het betreft een promotieonderzoek (in de vorm van een gerandomiseerde trial) naar de preventieve effecten van de crisiskaart op het aantal crisiscontacten en (gedwongen) opnames.
Belangrijkste vraagstelling van het onderzoek is of het hebben van een crisiskaart leidt tot vermindering van het aantal crisiscontacten en het aantal (gedwongen) opnames; en of het daarbij uitmaakt of de crisiskaart samen met de behandelaar of samen met de consulent is opgesteld.
(Onderzoeksprotocol maart 2007 Drs. A. Ruchlewska, Prof. dr. C.L . Mulder, Drs. R. Smulders, Drs. B.J. Roosenschoon.)
Uitkomsten van dit onderzoek wijzen uit dat het hebben van een crisiskaart significant het aantal gedwongen opnames terugbrengt en dat Crisiskaarten die zijn opgesteld met een ervaringsdeskundige een hogere kwaliteit en meer positieve effecten hebben dan crisiskaarten die zijn opgesteld in samenwerking met hulpverleners.
(4) Een citaat uit de scriptie hierover van R. de Waal, studente aan het EMC:
“In een psychotische populatie werd met behulp van vragenlijsten onderzocht welke factoren bijdragen aan een hogere kwaliteit van de crisiskaart. Wanneer de crisiskaart werd opgesteld met een onafhankelijk consulent, bleek de kwaliteit van de kaart significant beter te zijn dan wanneer de kaart werd opgesteld met de behandelaar. Verschillende kenmerken van de patiënt en de behandelaar bleken nauwelijks invloed te hebben op de kwaliteit van de crisiskaart. Een kwalitatief goede crisiskaart lijkt daarom voor de meeste psychotische patiënten bereikbaar en kan het beste opgesteld worden met een onafhankelijk consulent.”
(Rianne van der Waal, Erasmus Universiteit Rotterdam, Instituut voor Psychologie, 2010).
(5) De VU Amsterdam deed in 2011 een evaluatiestudie naar de effecten van de crisiskaart bij Pro Persona (GGZ instelling). Er werden interviews afgenomen bij cliënten, consulenten, familieleden, hulpverleners van Pro Persona, politie en huisartsen. Hoewel de geïnterviewden allen positief stonden tegenover de crisiskaart, signaleerde een aantal van hen ook dat er nog wat te verbeteren valt. De belangrijkste onderwerpen waren de onbekendheid van de crisiskaart, de werkwijze van hulpverleners en de opname van de crisiskaart in het zorgaanbod.
Ervaringsverhalen
De effecten c.q. resultaten van de crisiskaart zijn vastgelegd in talloze ervaringsverhalen.
Zie hiervoor diverse publicaties op de website van het LCIO, www.lcio.nl.
Als illustratie een citaat van een cliënt die geen crisiskaart had en gedwongen werd opgenomen:
“Onze gemeente is hierover nu in ieder geval geïnformeerd en ik hoop dat hierdoor de invoering van de kaarten meer prioriteit gaat krijgen. Ik heb de Burgemeester aangesproken op zijn functie als hoofd van de agenten en verteld hoe belangrijk ik het vind dat ook de agenten op de hoogte zijn van het bestaan van crisiskaarten of zoals ik het geregeld had, mijn verklaring.
Voor mij en anderen in mijn directe omgeving zou er dan een grotere kans bestaan dat er in crisis misschien iets naar onze wensen wordt gehandeld. Want hoe goed ik alles ook heb geprobeerd te regelen door verklaringen bij de huisartsen in mijn woonplaats te deponeren etc. er is niet naar gekeken. Zelfs tijdens mijn opname is hierover geen contact geweest.
Het had mij zo wie zo 5 dagen van de 6 dagen separatie of zelf de gehele opname kunnen besparen, indien ik de beschreven medicatie ook had gekregen.
Een groot deel van deze traumatische ervaring had mij en mijn omgeving bespaard kunnen blijven. Ik ervaar dit als gemiste kansen en wil er voor vechten dat de communicatie tussen de hulpverlening, het uitvoeringsapparaat ( zoals de agenten) en de cliënten, liefst samen met familie, wordt verbeterd.”
Omvang van de doelgroep
De groep die nu gebruik maakt van de Crisiskaart zijn in de regel mensen met een ernstige psychiatrische aandoening die een of meerdere keren in hun leven te maken hebben gehad met een ernstige psychiatrische crisis. In de regel gaat het om (jong-) volwassenen. Door het opstellen van een Crisiskaart willen zij meer greep krijgen op mogelijke situaties waarin zij niet vanzelfsprekend vanuit eigen wil kunnen bepalen en willen zij daarover vooraf zo sluitend mogelijke afspraken maken of scenario’s schrijven. Daardoor voorkomen zij secundaire beschadiging door de (verkeerde behandeling van de) crisissituatie.
Uitgaande van de EPA-doelgroep is er volgens Zorgverzekeraars Nederland (2014) in de gemeente Utrecht sprake van een absoluut aantal van 7590 mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (al dan niet in de zorg). In de Centrumgemeente-regio Utrecht is dat een aantal van ruim 17.500 mensen met een EPA. Het betreft een hoge inschatting.
Komen al deze mensen in aanmerking voor een Crisiskaart? Alhoewel vaker aangeraden wordt voor alle patiënten een crisis- preventie en actieplan te maken, kunnen we constateren dat er verschil is in crisisgevoeligheid.
Mulder en Wierdsma (2002) concluderen dat 41 % van de patiënten die gebruik gemaakt hebben van de acute dienst (casusregister Rotterdam) frequent gebruiker is met gemiddeld 3,2 contacten in een periode van 12 maanden. Deze groep neemt 60% van het totaal aantal contacten van de acute dienst voor zijn rekening.
Op grond van die gegevens zou je kunnen voorstellen dat de doelgroep in eerste instantie moet worden beperkt tot deze frequente acute dienst gebruikers en respectievelijk 2224 personen is voor Utrecht of 5792 personen voor de regio. (uit het projectplan uitrol crisiskaart Steunpunt GGZ Utrecht)
Aansluiting op Psynet.
De crisiskaart kan op wens van de kaarthouder worden opgenomen en vastgelegd in PsyNet.
Psynet is een programma waarmee de kaarthouder de crisiskaart kan registreren en het eigen netwerk toegang kan geven tot de kaart en het crisisplan. Daarmee wordt het makkelijker om als het nodig is de juiste informatie te kunnen doorgeven aan eventuele hulpverleners. De kaarthouder bepaalt zelf wie de informatie kan inzien en kan ook zelf aanpassingen maken in de informatie. Voordeel is dat het netwerk van de kaarthouder met een druk op de knop geïnformeerd is over eventuele wijzigingen en zodoende altijd up to date is.